Rug tegen stam,
stam tegen rug.
Samen luisteren we naar
bladmuziek gespeeld door de wind
tussen wiegende takken.
Het sap stroomt door mijn nerven,
het bloed stijgt naar zijn kruin.
Het wordt ijl in mijn hoofd
en leeg in zijn kroon.
Onder dit knusse bladerkleed,
hangt een koele kilte
en vouwen we handen
in Zalige Stilte.
***
Rozen waken in de nacht
en vouwen hun handen
stil en zacht
om ’t daglicht te bedanken.
Rozen flirten in de nacht
met maanlicht en sterrenblauw.
Ze snakken met vuurrode vacht
naar zon en morgendauw.
Rozen geuren in de nacht.
Ze tuiten hun fluwelen lippen
en houden eeuwig de wacht
met één wens: zonnelicht nippen.
Samen met jou door 't venster hangen,
in 't midden van de nacht
en aaiend jouw wangen
warmen, tot je stilletjes lacht.
Samen met jou, ademstil naar bomen luisteren,
die als donkere spoken en geesten
lispelend, fezelen en fluisteren
van nachtelijke feesten.
Samen met jou, plots een nachtegaal aanhoren,
die eerst zacht, maar dan luid en fel,
zijn lied aanheft om zijn liefje te bekoren.
De Heilige Stilte stolt in 100 decibel.
Samen met jou, zoals die solozanger in het groen
met diepe halen en zuchten
trillen als licht en verdwijnen met een zoen
in Het kristallen lied van sterrenluchten.
Stilte streelt ons zingend hart.
Versteende melodieën vibreren
intens en monotoon langs steile notenslierten.
A capella chanten op roosblauwe wolken.
‘Aum’ is Amen geworden.
Een laaiend vuur van ijle boventonen
kleeft tegen mijn schedeldak
en brandt een puur,
zwart gat vol leegte.
Vergeelde woorden in Latijn
absorberen het irritante gemier.
Heilige stilte staat als een huis
en bliksemschichten
verlichten de pijn.
Schuifelend met de handen voor zich uit
Glijdt een schaduw door de spiegelruit.
Een schimmig spook vol stilte
stolt in klamme kilte
tegen het behang.
Beverig, leunend op een stoel.
IJl en licht, zonder gevoel
wordt er frêle gekucht.
En dan een lange, lange zucht---
Een doodse, stille lach.
Haar zachte hondenblik
streelt mijn ogen; ik slik.
Het dorre lijf behoedt het licht,
die vreemde gloed in haar gezicht.
Maar ook die glimworm wordt vertrapt.
Opgedroogd en uitgeblust;
nu is ze leeg gekust
en zinkt in het Zwarte Gat
van harde knoken. Ze is het zat.
Alles kraakt van stem tot teen.
Er rest alleen
de kartonnen glimlach
van de Mona Lisa.
Woorden wegen
als vlinders op je handen
durven landen.
Ze glimmen je lach
en poetsen je dag.
Woorden bezeren
als vlinders aan je vingers kleven
en ragfijn beven.
Ze zingen hun strofe
voor een stille dove.
Woorden smoren
als vlinders hun roltong ontvouwen
en van je zweet gaan houden.
Ze pimpelen en likken
tot ze schrikken
en opstijgen in een spookvlucht.
Fluister flinterdunne woorden
Liefste, fluister flinterdunne woorden,
maar serveer geen plastieken bloemen van groen
die verlangens stotteren in kreupele zinnen
zonder de smaak van een zoen.
Liefste, dip versleten woorden eerst in morgendauw
en laat ze zonnen in het morgenlicht.
Spel hun letters als vlinders op dansende lijnen.
Vouw z’open als de staart van een pauw
en laat ze zachtjes, muisstil verdwijnen
tussen mistgordijnen.
Theatraal schuift ze door het tuindecor.
Plots versteent ze in een poezenpose.
Dan licht ze luchtig haar pootjes
en toetst het tuinpad vol rozen.
Met wiegend kontje loopt ze voor mijn voeten.
Haar staart tekent in de lucht een lange krul,
die verstijft tot een flauw vraagteken
boven een dubbele nul.
Ze klauwt met speelse halen naar mijn broek
en wrijft haar natte snuit.
Flikflooien wil ze. En stoeien!
Daarom ‘kopt’ ze tegen mijn kuit.
Als mijn vingers door haar zijden haren glijden,
rolt ze spinnend op haar rug en wiebelt.
Ze snort een poezensong.
Vingers die zoenen
Vingers die zoenen
strelen fluwelen snaren.
Ze kleven niet,
maar zullen warme vlinders bewaren.
Vingers die zoenen
zullen zachtjes verdwalen.
Ze knijpen niet,
maar zullen geuren als lelietjes-van-dalen.
Parasitologie! parasitologie!
Een beetje wetenschap,
een beetje mythologie.
Minuscule monstertjes
die bibberen en beven,
met cursieve lettertjes
in publicaties beschreven
en tot mysterieuze,
lange vaktermen verheven.
Grillige en grappige creaturen
die zalig niets doen en profiteren
van gastheer en tussengastheer
zonder iets te presteren.
(vrij vertaald Dr. A.E.R.Westman "a chemist looks at Parasitology")
Meest recente reacties
23.05 | 13:29
Heb een aantal ongeveer 10 cm lange dunne vuur-rode wormen in mijn vijver gevonden Heb ook een foto maar rode kleur is niet duidelijk.
27.07 | 12:00
Mooie website
25.07 | 13:42
heb nog snel je tekst eens doorgenomen en heb besloten een paar door jou geciteerde auteurs eens grondiger te lezen. is dat niet positief???
27.11 | 10:53
Zeer origineel. Fantastisch
42 De raven zij zaaien niet, zij maaien niet.
Een parabel die erg moeilijk te ‘verteren’ valt, is deze: “Kijk eens naar de vogels. Ze zaaien niet, ze maaien niet en ze bewaren geen voorraden in schuren.” De jonge predikant voegde eraan toe: ”Wees niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten.” Ha neen, hoor ik je al zeggen! Ieder mens met gezond verstand in zijn hoofd denkt dadelijk: kijk maar naar wat er gebeurt met mensen die er maar op los leven en alles laten waaien. Vroeg of laat worden ze geconfronteerd met de simpele waarheid van ‘de krekel en de mier’ en moeten ze gaan bedelen, lenen of stelen om in leven te blijven.
Zelfs mensen die verschrikkelijk hun best deden, werden in de geschiedenis niet gespaard van hongersnoden. Door oorlogen, extreme weersomstandigheden, plantenziekten, massaal optreden van plaagdieren, armoede en zelfs door een belegering of een bewuste politiek van uithongering werden hele volkeren getroffen door hongersnoden waardoor miljoenen mensen gestorven zijn in de grootste ellende. Je moet daarvoor zelfs niet eens in het verleden of in onderontwikkelde landen gaan zoeken. Zelfs nu, leven miljoenen mensen met een hongerige maag en kunnen hun kinderen niet voldoende voeden om gezond groot te worden. Het “wees niet bezorgd van wat je gaat eten” komt hard aan bij die mensen.
En dat vogels en andere dieren niet bezorgd zouden zijn en geen voorraden voedsel zouden aanleggen, klopt natuurlijk ook niet met de werkelijkheid. Niet alleen eekhoorns leggen een wintervoorraad aan om de barre wintertijd te doorstaan. Ook hamsters, muizen en ratten hamsteren noten en vruchten net zoals sommige vogels. Gaaien verzamelen in september tot oktober massaal eikels. Die worden eerst één voor één in de krop verzameld en dan vliegt de gaai met die eikels in de krop en één in de snavel naar zijn leefgebied om ze in de grond te verstoppen als wintervoorraad. Een gaai verstopt elke herfst zo maar liefste enkele duizenden eikels weg in de grond. Zo helpt de gaai bij het heraanplanten van bossen want de eikels die in de winter niet worden teruggevonden, groeien soms uit tot een nieuwe eik.
Zelfs de raven die de jonge predikant expliciet vermeld in deze parabel met ‘de raven, ze zaaien niet en maaien niet en hebben geen voorraadkamer of schuur’, hamsteren net zoals de kauwen en eksters wel voedsel voor de winterperiode. Vinken, kepen, boomklevers en mezen doen dat ook door het verstoppen van beukennootjes.
Wat bedoelt de jonge predikant dan met deze uitspraken? “Wees niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels! Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?”
Hij voegt eraan toe om zijn uitspraak te verduidelijken: “Let eens op de bloemen, hoe zij groeien: zij spinnen noch weven. Toch zeg ik u: zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldkruid, dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen. Vraagt dus ook gij niet, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en wees niet ongerust. Want dat alles jagen de heidenen in de wereld na. Uw vader weet wel, dat gij dat alles nodig hebt. Maar zoekt dan zijn Rijk, dan zullen die dingen erbij gegeven worden.”
De sleutel om deze parabel te begrijpen ligt in de uitspraak dat je als kleingelovige die alleen maar bezig is met het najagen van materiële noden het vertrouwen mist in de krachten van dit universum. Je dagelijkse behoeften aan materiële dingen verdwijnen in het niet als men op zoek gaat naar de hogere vormen van bewustzijn. De levenswijze van de jonge predikant die zelfs geen steen had om zijn hoofd op te laten rusten en van zoveel heiligen bewijzen maar al te zeer dat men met minimale materiële behoeften volmaakt gelukkig kan leven.
Sint Franciscus, die eerst als zoon van een rijke koopman er op los leefde, koos na krijgsgevangenschap en langdurige ziekte voor een nieuw leven. Een leven in dienst van ’Vrouw Armoede’ en zorg voor de melaatsen. Hoe rijk hij was als mens blijkt maar al te duidelijk uit zijn uniek en wondermooi gebed.
Heer, maak mij tot instrument van uw vrede:
laat mij liefde brengen waar haat is,
eenheid waar mensen verdeeld zijn,
vergiffenis aan mensen die zwak zijn,
laat mij hoop geven aan wie niet meer hoopt,
geloof aan wie twijfelt;
laat mij licht brengen waar het duister is
en vreugde waar mensen bedroefd zijn.
Heer, help mij
niet zozeer om zelf gelukkig te zijn als om anderen gelukkig te maken;
niet zozeer om zelf begrepen te worden als om anderen te begrijpen;
niet zozeer om zelf getroost te worden als om anderen te troosten;
niet zozeer om bemind te worden als om te beminnen;
want als ik geef, zal mij gegeven worden,
als ik vergeef, zal mij vergeven worden,
als ik sterf, zal ik voor eeuwig leven.